Mijn leven is een aaneenschakeling van ongelukken en blunders. Dat is niet sneu, dat is gewoon zo. Klaar. Ik heb het volledig geaccepteerd. Want ook dit weekend was ‘t weer zo ver…
Picture this: de familie Spoelstra ging gezellig een weekendje naar Terschelling. Je kent ‘t wel, een paar dagen gezonde zeelucht happen en daarna denken dat je wel weer genoeg verstandige dingen hebt gedaan voor de rest van het jaar.
Als je een beetje gezond wil doen, huur je fietsen om vervolgens het hele eiland over te crossen. En de fietsen waren mooi. Slicke mountainbikes met zes versnellingen.
Wat wil een mens nog meer op Terschelling….
Een auto. Weet ik nu.
In het kader van we-gaan-eens-lekker-sportief-doen, stapte ik bloedjefanatiek op de fiets. Ik zag mezelf al met zoveel kilometer (denk veel nullen) de duinen afsjezen.
Dat duurde welgeteld drie minuten.
Een duin had ik nodig, want onder aan dat ding sneuvelde ik en mijn fiets. Door mijn fanatisme was ik vergeten mijn fiets te checken en had ik niet door dat ik met een loszittend stuur gezellig aan het crossen was.
Dan is het natuurlijk een moeilijke opgave een bochtje naar links te maken op een grindpad. Dat snapt iedere gek.
Resultaat? Mijn handen aan gort en mijn linkerbeen stuk. Fijn. Heel fijn. Vooral omdat het ook zo lekker bloedde. Maar ‘t werd nog veel erger toen een stoere jeep stopte. En in die jeep zat een nog veel stoerdere, blonde knapperd die aanbood om me te helpen.
‘NEE’, was mijn eerste antwoord. Het laatste dat je wil als zielig bloedend hoopje ellende is om naast een knappe redder in nood te zitten. Mijn vader had daar geen boodschap aan. ‘Als je haar terug kunt brengen naar ‘t hotel zou je ons enorm helpen, zei de lieverd.
Mijn vader was overduidelijk niet onder de indruk van mijn nee schuddende gezichtje en drukte me de Jeep in.
Daar zit je dan.
De Jeep-man was zowaar nog aardig ook. Of ik niet nodig naar de arts moest of de EHBO post of…wat ik maar wilde.
‘Nee’, was het enige dat ik uit kon brengen. Gelukkig duurde ‘t ritje maar drie minuten. Eenmaal bij ‘t hotel kon ik nog net ‘superbedankt’ uitbrengen’. Geen ‘wat is je naam dan stuur ik je een bedankkaartje’. Neuh, gewoon door.
Het terras van het hotel zat namelijk helemaal vol. Die mensen vonden mijn bloedende wonden waanzinnig interessant. Zo interessant dat ik een weekend lang tot freak van het hotel ben gebombardeerd.
Het ergste was nog dat de Jeep bleef staan. Als ik heel zielig had gedaan, was de man zelfs bereid geweest om me tot mijn hotelkamer te begeleiden. Mind you, wat ik in het dagelijks leven niet bepaald erg had gevonden. Maar dat valt wellicht onder de categorie ‘too much information’.
Uiteindelijk is natuurlijk alles goed gekomen. Moederlief heeft d’r EHBO-kennis ergens opgediept, mijn vader heeft ‘t hotelpersoneel op de kop gegeven en binnen ‘t uur zat ik weer op de fiets. Met ‘t voornemen nooit meer te vallen.
Zeker niet in de buurt van een blonde knapperd met pilotenbril in een Jeep. Maar mochten jullie ooit zo’n type zien rondcrossen op Terschelling deze zomer, bedank hem dan namens het bloedende roze meisje.
Gepubliceerd op 10 juli 2006
Geef een reactie