‘Jambo!,’ dat was één van de eerste woorden die je hoort als je aankomt op een willekeurig vliegveld in Kenia. Niet verwonderlijk, aangezien het ‘hallo’ betekent in het Swahili. Als je dan ook nog ‘Jambo’ terug roept, krijg je ‘Hakuna Matata’ te horen. Dat betekent – vrij vertaald – weer ‘geen probleem.’ In die twee woorden kon je onze vakantie omschrijven, want wat was ‘t fijn. En dat kwam niet alleen door de warmte …
Overigens bedoel ik met ‘wij,’ ouders, vriendlief en ik. Want na een paar strenge wintermaanden hadden we wel zin om wat vitamine D op te doen. En waar kan dat beter in Kenia waar het in februari iedere dag zo’n dertig graden is. En ja, dat was inderdaad even schrikken toen we het vliegtuig uitstapten in Mombasa. Al niezend en snotterend vertrokken we naar de lange rij waar we een visum moesten halen.
Dat duurde wel eventjes, want een paar loketten voor een paar honderd mensen is soms gewoon geen praktisch idee. Dat vonden de Italianen allemaal zeker. Want voor U het nog niet wist, Kenia is het vakantieparadijs voor onze Italiaanse medemens.
Geen wonder dat we ze dan ook in groten getale aantroffen in ons hotel, dat in handen bleek te zijn van een Italiaanse investeerder. Maar niet voordat we in een krap busje vanaf het vliegveld in Mombasa naar de kustplaats Malindi werden gebracht. Daar stond namelijk ons onderkomen. Was best handig, want in die twee uur konden we rustig naar buiten staren naar de Afrikaanse chaos die Kenia heet.
Overal liepen mensen in versleten kleding, sommige met en sommige zonder schoenen, zagen we houten lage huizen die dienst deden als winkel, bar of ander soort ongein en op verschillende plaatsen werd het afval – inclusief plastic flessen – in de brand gestoken. Stonk enorm. Een kleurrijk geheel was ‘t wel.
Na die vliegreis van negen uur en die twee uur durende autorit waren we dan ook wel toe aan rust. Aan het strand welteverstaan. En terwijl ouders een biertje dronken, doken vriendlief en ik in zee. Al moesten we eerst wel een stuk of tien Kenianen passeren die ons van alles probeerden te verkopen. Houtsnijwerk, safari’s, pareo’s … Je kon het zo gek niet bedenken.
Niet dat we niet voorbereid waren, want we waren al gewaarschuwd door iemand van de reisorganisatie. ‘Don’t buy anything from anyone from the beach. It’s dangerous.’ Had die persoon niet helemaal gelijk in, maar daarover later meer in het volgende blog. Bovendien konden de jongens en meisjes niet bij ons op het hotelstrand komen, dankzij een strandwering die diende als afscheiding tussen ons en hen. Daar kregen we allemaal – hoe zal ik dit eens zeggen – een unheimisch gevoel van.
>> Zo bleek gids Vincent Deche Haro ( vdeche@yahoo.com) van Big Five Venture Safaris een prima gids.
Waar we geen unheimisch gevoel van kregen? De sfeer in het hotel zelf. Want ja, er waren veel Italianen. En nee, de meeste zijn bepaald niet sociaal, maar het eten was wel fantastisch. Met dank aan een bejaarde, ietwat viezig dikke, bebrilde Italiaan die als een zelfbenoemde keurmeester het buffet afstruinde. Vooral de jongen van ‘t ijs moest het ontgelden. ‘Geen zelfgemaakt ijs? Het is een schande. Een regelrechte schande!’ brulde hij in zijn moedertaal.
Al zagen we ‘m twee dagen later gewoon een bakkie ijs nemen.
Niet dat we daarna van ‘m af waren. Op zijn laatste avond nam hij tijdens het diner de microfoon over van de zanger en vergaste hij ons op onvaste wijze op een aantal Italiaanse levensliederen. Tot hilariteit van de Italianen zelf die zich op de knieën sloegen van het lachen. Al liepen sommige Noord-Europeanen demonstratief weg. ‘Ik kon het gewoon niet aanhoren,’ verklaarde een Nederlands meisje daarna.
Oordeel zelf:
Gelukkig waren daar de Kenianen zelf die wel fijn konden dansen én zingen. ‘Waka Waka’ en ‘Jambo Bwana‘ zitten waarschijnlijk nog tot 2035 in ons hoofd gebeiteld. Aanstekelijk was de energie wel. In tijden zijn wij niet zo actief geweest op een resort. Zo volleybalden vriendlief en vader iedere middag fanatiek op het strand (‘We maken die spaghetttivreters in’) en leerden ze schieten met pijl en boog.
>> Luister hier maar eens naar Jambo Bwana
Ik deed daarentegen weer gezellig mee met het snorkelen. D’r lag namelijk een koraalrif vlakbij het hotel en dus konden we zo met een bootje naar een prachtig koraal. We wilden vissen en we kregen vissen. Zelfs hele scholen bont gekleurde varianten trokken aan ons voorbij. En als je dan ook nog bedenkt dat het water gewoon lauw was, was ‘t snorkelen bepaald geen straf.
Daar dacht ik even niet zo over toen bleek dat ik aan een Italiaans lid van het animatieteam, Giuseppe, had beloofd dat ik mee zou doen aan zijn Latin Dance Class. Wist ik veel dat ik de enige was. Na tien wijn om 2 uur ‘s nachts, als ik sta te borrelen, vind ik namelijk alles leuk. Maar ga maar eens de volgende dag met een zweterige kop een paar Latin Dance passen uit je hoofd leren.
Dat ging dan ook niet echt goed. Even wilde ik er dan ook mee kappen, maar dat mocht niet van Giuseppe. Is maar goed ook, want na een paar keer oefenen ging het al ietsje beter. Ook al kwam die jongen mij tot de borst en deden mijn voeten niet wat ik wilde. Lees; ik stond die arme jongen op de tenen. En ja, daar zijn beelden van. Met dank aan moeders en vriendlief die ‘t allemaal verschrikkelijk hilarisch vonden.
Voor de goede orde, na de les bleef Giuseppe nog gewoon tegen me praten. Wat an sich dan wel weer een bewijs is dat er heel veel redelijke Italianen rond lopen. Hakuna Matata geldt blijkbaar voor iedereen.
Overigens zijn er ook heel veel redelijke Kenianen die het niet even makkelijk hebben en toch blijven lachen. En dansen. Daar kwamen we wel achter op safari. Maar daar hoort U morgen alles over. Jambo!

hahahahahaha Hilarisch!
Jambo!
De ‘zangkunst’van de Italiaan was inderdaad niet om aan te horen en nog erger dan ik me herinner 😉
Het diner aan het zwembad was overigens wel heel gezellig!
@Tjarda Laat die Italiaan dat maar niet horen. Die was bloedserieus ;-)))
@Lidy Klopt, wat produceerde die man een afschuwelijk geluid. Gelukkig was ‘t diner wel heul leuk inderdaad!